In de vroege middeleeuwen waren er al diverse Friese zilversmeden. Dit weten we door de vele bodemvondsten die gedaan zijn in Friesland. Veelal valt niet te achterhalen wie de maker is, omdat er geen documentatie overgeleverd is vanuit die tijd, maar door de overeenkomsten in het ontwerp, kunnen we voorzichtig stellen dat het lokaal gemaakt is.
Het eerste zilver wat overgeleverd en gedocumenteerd is, bestaat uit katholiek zilver. Nadat Friesland protestant werd, hebben de kerken (bijna) al het katholieke zilver omgesmolten om hiervan protestants zilver te creëren. Denk aan avondmaal borden, kannen, etc.
Het oudst bekende katholieke object is een hostiedoos uit de 15e eeuw en werd toevallig ontdekt in de kerkmuur van Jorwert bij restauratiewerk. (zie onderstaand)
Vanaf ongeveer de 16e eeuw zijn de keuren te herleiden tot zilversmeden. In die tijd (ietsje later eigenlijk) werden de eerste gilden opgericht en kwamen er handleidingen voor zilversmeden. Ook moest een aspirant lid de gildenproef van bekwaamheid afleggen. In koperen platen werden de keuren vastgelegd van de meesters die verbonden waren aan het gilde van die stad. Grote steden zoals Leeuwarden hadden hun eigen gilde. Vanuit de vroegere tijd zijn nog lepels bekend van het gilde die aan het einde van het jaar gegeven werden aan de leden betaald met het geld wat over was uit de kas.
Vanaf de 16e eeuw was het zilver in opkomst, omdat steeds meer mensen over zilveren gebruiksvoorwerpen wilden beschikken. Naast de gebruiksvoorwerpen, zoals lepel, messen, knottekistjes, brandwijnkommen, roomkommen, Bijbels etc. kwam ook het zilver voor de klederdracht steeds meer in de mode. De oorijzers voor de dames werden steeds breder in Friesland, totdat ze het hele hoofd bedekten als een soort helm en laten we alle knoopjes, broekknopen, kettingen en armbanden niet vergeten.
Door de gestegen welvaart lieten de boeren en de burgers het breed hangen. ‘Er was eens een tijd dat alle vrouwen in Friesland een gouden of zilveren helm op hun hoofd droegen. Reizigers verbaasden zicht over het feit dat zelfs de dienstmeisjes van het hotel waar ze verbleven, rondliepen met een zilveren of gouden helm op hun hoofd.’ Friesland was in de zeventiende en achttiende eeuw een betrekkelijk rijk provincie.
De zilversmeden bewogen ook mee met de trends van de tijd. Door de opkomst van het roken bijvoorbeeld was er ineens vraag naar pijpstoppers, pijpkomforen, tabaksdozen etc. Ook de komst van koffie en thee zorgde voor een nieuwe impuls zodat steeds meer mensen theepotten en koffiekannen wilden hebben.
Opvallend voor de Friese zilversmeden, zij hielden toch min of meer de eigen stijl (krulmotieven en andere drukke patronen) vast en waren minder modegevoelig dan de zilversmeden in bijvoorbeeld Schoonhoven.